Shell hield de ontdekking van het Groningen gasveld meer dan een jaar geheim voor zakenpartner Esso, zijn medeaandeelhouder in de NAM. Pas toen een Europarlementariër het nieuws verklapte, kon Esso deelname aan de exploitatie opeisen. Voor zijn nieuwe boek ‘De Aarde en het Gas’ reconstrueerde onderzoeksjournalist Sam Gerrits waarom Shell de vondst geheim hield. Vandaag, bij de hervatting van de parlementaire enquête naar de gaswinning in Groningen, een voorpublicatie uit dit boek.

https://www.ftm.nl/artikelen/hoe-shell-esso-bij-de-neus-nam?utm_campaign=Sam-Gerrits&utm_source=article&utm_medium=link&share=aYNXAKXkx2oL8voJyIJKYNgG0n5xRNWIYeenTCD7YwciK7ZO00cm88ET5%2BkeBQ%3D%3D

DIT STUK IN 1 MINUUT

  • Vandaag begint deel twee van de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen. Zeven weken lang verhoort de enquêtecommissie in totaal zeventig betrokkenen en belanghebbenden over de geschiedenis van en gebeurtenissen bij het winnen van gas in Groningen.
  • Onderzoeksjournalist Sam Gerrits is al jaren gefascineerd door deze geschiedenis, en vooral door de rol van de gas- en oliebedrijven. Hij is geoloog en de winning van grondstoffen en bodembewegingen zijn bekend terrein. Toch verraste het hem dat gaswinning zoveel schade kan veroorzaken. 
  • Nadat hij hierover een aantal artikelen had geschreven, wist hij één ding zeker: de NAM en haar aandeelhouders Shell en ExxonMobil (toen nog Esso) vertelden niet het hele verhaal. Gerrits ging op onderzoek uit, vond tot nu toe onbekende bronnen en sprak met veel betrokkenen. Zijn boek ‘De aarde en het gas’ verschijnt eind september bij uitgeverij Passage. Vandaag een voorpublicatie.

We schrijven een mooie herfstdag, ergens eind oktober 1960. Doug Stewart, topingenieur bij Esso, heeft zich met een kop koffie achter zijn bureau genesteld in de wolkenkrabber van zijn werkgever aan het Rockefeller Plaza in New York. Hij rekent aan de mogelijkheden van een rijk olieveld in Venezuela, maar dat werk zal hij nooit afmaken.

Zijn chef Dawson Priestman komt in de deuropening van het kantoor staan, kijkt hem veelbetekenend aan en zegt: ‘Shell houdt iets achter over een ontdekking in Nederland. De baas is zo over de rooie dat hij het hele bestuur bij elkaar heeft geroepen. Jij móét hier bijzitten, Doug!’

In deze voorpublicatie van mijn boek De Aarde en het Gas over het Groningen gasveld laat ik zien dat Shell meer dan een jaar lang, van augustus 1959 tot oktober 1960, zweeg over de grootste schat ooit gevonden in Nederland.

Shell hield de gasvoorraad verborgen, voor de Nederlandse staat en voor Esso

Het bedrijf hield de enorme gasvoorraad in de Groningse bodem verborgen, niet alleen voor de Nederlandse staat, maar ook voor Esso, Shells partnerbedrijf in de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM).

De stilte had zelfs nog langer geduurd als ene Victor Leemans geen roet in het eten had gegooid. Deze Belgische Europarlementariër liet de wereld op 14 oktober 1960 tijdens een debat vanuit Straatsburg weten dat in Nederland een groot gasveld was ontdekt.

Een spontane bestuursvergadering

Maar eerst die mooie herfstdag in New York. Iedereen die iets betekent bij Esso is bij elkaar geroepen. In de loop van de morgen verzamelen zich twintig topmannen rond een grote vergadertafel in een zaal ergens bovenin het torengebouw in Manhattan. Doug Stewart verbaast zich over de grootte van de vergaderruimte. ‘Hij leek wel twee of drie verdiepingen hoog.’ Een groot schilderij van de stamvader van het bedrijf, John D. Rockefeller, kijkt op de aanwezigen neer.

Een spontane bestuursvergadering is geen alledaagse gebeurtenis. De reden is dan ook uitzonderlijk. De vertaling van een gefaxt artikel uit een Belgische krant wordt rondgedeeld. Daarin is te lezen dat Europarlementariër Victor Leemans tijdens een debat over de Europese energiepolitiek onthulde dat een enorm aardgasveld van 300 miljard kubieke meter, het equivalent van 1,8 miljard vaten olie, is ontdekt door de NAM – de in Nederland actieve oliemaatschappij die in handen is van Shell en Esso.

De reden voor geheimzinnigheid ligt voor de hand: Esso en Shell zijn verwikkeld in een heftige concurrentiestrijd

Dit is niet de eerste keer dat Esso ontdekt dat zijn partner een belangrijke gebeurtenis verzwijgt, schrijft Stewart in zijn boek: ‘Zoals wel vaker kwam belangrijk nieuws over Nederland uit het buitenland.’ Met andere woorden, al eerder kwam nieuws over de NAM niet van Shell zelf.

Zichtbaar geschrokken

De reden voor die geheimzinnigheid ligt voor de hand: Esso en Shell zijn al zeker sinds 1911 in een heftige, wereldwijde concurrentiestrijd verwikkeld. Het fiftyfifty-partnerschap met Esso in de NAM, en daarmee in alle olie en aardgas in de Nederlandse bodem, zit vooral Shell niet lekker.

De NAM is in 1947 opgericht ter exploitatie van het tijdens de oorlog door Shell ontdekte olieveld Schoonebeek in Drenthe. Uit historische documenten blijkt dat Esso een oude samenwerkingsovereenkomst uit 1932, en de vele tonnen Amerikaanse olie die in die tijd onder het Marshall-hulpplan aan Nederland werden geleverd, inzette als pressiemiddel om Shell te dwingen tot samenwerking in dit nieuwe bedrijf. Volgens Shell-historici verliep de oprichting van de NAM ‘grimmig’.

Terug naar de hoge vergaderzaal aan het Rockefeller Plaza. Esso-bestuursvoorzitter Monroe ‘Jack’ Rathbone zit zichtbaar geschrokken aan het hoofd van de grote, zacht glanzende tafel. Hij is hogelijk verbaasd en verontwaardigd dat zijn collega, Shell-baas John Loudon, de enorme gasvondst al blijkbaar meer dan een jaar voor hem geheimhoudt.

Er moet orde op zaken worden gesteld, dus Esso stuurt zijn topingenieur en gas-expert Doug Stewart op missie naar Nederland ‘om vast te stellen hoe groot de gasvondst is’ en om ‘relatieproblemen met Shell’ in kaart te brengen.

Stewart start per direct met voorbereidend uitzoekwerk in het bedrijfsarchief en pakt begin november 1960 het vliegtuig naar Schiphol.

Jonkheer versus yankee

De relatie tussen beide bedrijven draait op dat moment om Esso-directeur Rathbone en zijn Shell-collega, jonkheer mr. John Hugo Loudon. Deze Loudon was in 1947 als directeur van de Bataafsche Petroleum Maatschappij (de Nederlandse werkmaatschappij van Shell) medeoprichter van de NAM. Hij is inmiddels doorgestoomd naar de hoogst mogelijke positie binnen het bedrijf en houdt afwisselend hof in het grote gebouw aan de Carel van Bylandtlaan in Den Haag en het Shell-hoofdkantoor in Londen.

Op 9 mei 1960 zet Time Magazine een flatterend portret van de jonkheer op de cover, in een schelp die doet denken aan de Venus van Botticelli. Het invloedrijke tijdschrift, dat op dat moment een miljoenenoplage heeft, omschrijft de Shell-baas als ‘een van de meest veelzijdige, meest intelligente oliemannen aller tijden.’ Onder ervaren olie-diplomaten is er ‘geen man bekwamer in de kunst van het onderhandelen.’

Jonkheer Loudon is ‘knap, gebruind, breedgeschouderd’ en tactvol tot in zijn vingertoppen

De dan 54-jarige Loudon is volgens het blad ‘knap, gebruind, breedgeschouderd’ en tactvol tot in zijn vingertoppen. Hij is de persoonlijke vriend van woestijn-sjeiks en van koningen, spreekt vijf talen vloeiend en steekt met evenveel zelfvertrouwen een schapenoog in zijn mond in een Arabische tent, als dat hij van kaviaar en champagne geniet met het Britse koningshuis. Kortom, dit is een man die machtsspelletjes beheerst als geen ander.

Time mag langskomen in Den Haag. Het blad beschrijft hoe de jonkheer zich met zijn staf van Shell-directeuren terugtrekt ‘in een donkere kamer met houten lambrisering, ver verwijderd van het lawaai en de afleiding van de straat. Gezeten in zachte, blauwe stoelen voeren de heren drie dagen lang stevige, geheime gesprekken.’

Waarover die gesprekken vooral gingen, laat zich raden.

Shell heeft dan net in april 1960 een proefmonster aardgas uit zijn boring bij Delfzijl naar het laboratorium gestuurd. En het heeft bij Delfzijl aardgas met dezelfde unieke chemische ‘vingerafdruk’ aangetroffen als bij Slochteren: 14,3 procent stikstof. Het weet dus op basis van de monsters dat het Groningen gasveld zich uitstrekt van Slochteren tot Delfzijl. Het artikel in Time stroomt over van de Shell-olieweetjes, maar rept met geen woord over aardgas.

Nieuw bedrijf

Om te begrijpen hoe Loudon de Groninger gasvondst geheim probeerde te houden voor zijn collega van Esso, moeten we nog iets verder terug in de tijd. Een jaar om precies te zijn, naar april 1959. Aan het begin van die maand wordt bekend dat de jonkheer al een tijdje zoet is met een complexe reorganisatie, die door organisatieadviesbureau McKinsey aangestuurd wordt. Deze reorganisatie gaat een paar dagen na de aankondiging al officieel in.

Shell en Esso bezitten als NAM-partners, ook na de reorganisatie, elk de helft van alle aardolie en andere koolwaterstoffen in Nederland. Shell draagt bovendien de helft van alles wat het in Nederland onder de vlag van de NAM verdient af aan Esso.

De reeks gebeurtenissen die nu volgt is nooit bevestigd door Shell, Esso of de NAM. Maar als je de feiten en krantenverslagen in de juiste volgorde legt, met het persoonlijke relaas van Doug Stewart ernaast, vormen ze een tijdlijn die als een puzzel in elkaar valt.

De harde concurrentie tussen de twee oliemaatschappijen is in de tijd van Loudon en Rathbone een publiek geheim. Time Magazine beschrijft in zijn artikel van 1960 hoe de jonkheer in een wereldwijde, ‘zwaar bevochten krachtmeting’ verwikkeld is met zijn belangrijkste rivaal, ‘Jack’ Rathbone van het enorme Esso.

Zolang het nog gaat om overzichtelijke hoeveelheden olie vindt Shell het niet erg om de opbrengsten met Esso te delen

John Loudon houdt diplomatiek vol dat het ‘geen paardenrace is’ – maar, schrijft Time, ‘elke olieman weet dat het dat wel is!’ Shell loopt internationaal nog steeds achter op Esso, maar is het gat snel aan het dichten.

Zolang het nog gaat om overzichtelijke hoeveelheden Schoonebeekse olie vindt Shell het niet erg om de opbrengsten uit Nederland met Esso te delen. Dat verandert heel snel op het moment dat de jonkheer van NAM-directeur Henk Stheeman hoort dat er een gigantische aardgasbel onder Groningen moet liggen. Een gasschat die de olievondsten uit Nederlandse bodem totaal doet verbleken en die de energiemarkt in Europa op zijn kop gaat zetten.

Steekvlammen

Op 18 augustus 1959 schrijft het Nieuwsblad van het Noorden over productieproeven van de NAM bij Slochteren. Groningers zien steekvlammen en ‘springen op hun fiets of in de auto en rijden er heen, in de veronderstelling dat er “brand” is. En dat is er ook wel, maar dan een brand, die men zelf heeft aangestoken.’

Na deze proeven gebeuren er twee dingen. Ten eerste valt een totale radiostilte als een deken over Groningen, die later de naam de ‘Stilte van Slochteren’ kreeg. Ten tweede kondigt Shell-baas Loudon op 27 augustus een tweede reorganisatie aan, die in het McKinsey plan van april helemaal niet is genoemd.

Loudon laat in een persbericht weten dat hij de Nederlandse belangen van Shell volledig los gaat knippen van de internationale. De Volkskrant schrijft: ‘De werkzaamheden in Nederland van de Koninklijke Shell Groep zijn dermate belangrijk en veelomvattend geworden, dat besloten is ze te hergroeperen en in één organisatie onder te brengen.’

De wereldwijde Shell-belangen blijven vallen onder Den Haag. Maar het partiële eigendom van de NAM wordt inclusief het net ontdekte, nog altijd stilgehouden Groningen gasveld onder een nieuwe Nederlandse paraplu geschoven, met een nog onbekende naam, op een nog onbekende locatie. Wie deze klus gaat klaren, is al wél bekend: ene Barend Scheffer.

De getalenteerde meneer Scheffer

Volgens het krantenarchief is Scheffer een oliemannetje zonder weerga, met een indrukwekkende staat van dienst op Shells meest politiek gevoelige posten. Hij is pas 16 wanneer hij in 1929, zonder enige vooropleiding, in dienst treedt van Shell en werkt zich snel op, tot de oorlog ertussen komt. Een schipbreuk en vier jaar in een Jappenkamp breken hem niet. Kort na de oorlog keert hij terug naar de Oost, om de evacuatie van uitgeputte Shell-mensen uit Singapore te coördineren. In 1951 weet hij een volledig verwoest Shell-bedrijf op Borneo weer op te bouwen. In 1955 is hij onderdirecteur in Perzië waar hij, kort na de affaire Mossadeq, Shells oliebelangen op diplomatieke wijze behartigt.

In 1957 kiest Loudon hem als directeur van Shell in Indonesië, op dat moment een politiek kruitvat. Scheffer zal de laatste Nederlander op die post worden. In 1959 werkt hij in Londen voor Loudon aan ‘een speciale opdracht verband houdende met organisatie-aangelegenheden’.

Het woord ‘gasaangelegenheden’ is opvallend, de NAM is op dat moment vooral een oliemaatschappij

En dan, meer dan vier maanden na Loudons aankondiging in augustus 1959, is de nieuwe Nederlandse organisatie onder Barend Scheffer een feit. Dan wordt ook de naam bekend: Shell Nederland.

Onder die nieuwe vlag vallen vier enorme bedrijven: de NAM en drie volledige dochters die zijn omgedoopt – Shell Nederland Raffinaderij, Shell Nederland Verkoop Maatschappij en Shell Nederland Chemische Fabrieken. Opvallend is dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij, de enige van de vier die geen 100 procent Shell-eigendom is, als enige al ‘Nederland’ in de naam had.

De eerste personeelsleden die overgeplaatst worden, zijn NAM-mensen. Geen gasboorders of geologen. De eerste medewerkers komen van de afdelingen public relations, juridische zaken, financiën en ‘gasaangelegenheden’. Aangezien de NAM op dat moment vooral een aardoliemaatschappij is, is dat ‘gasaangelegenheden’ opvallend. Barend Scheffer wordt president-directeur.

‘Olieboringen’ bij Kolham

Op 4 maart 1960 meldt het Nieuwsblad van het Noorden: ‘Reeds geruime tijd is men in Kolham bezig voorbereidingen te treffen om olieboringen te verrichten vanwege de Nederlandse Aardolie Maatschappij, [..] Men hoopt op een beter resultaat dan de vorige zomer bij Hoogezand-Sappemeer, waar alleen gas gevonden werd.’

Dit bericht komt Shell goed uit. Esso volgt de Belgische en Nederlandse kranten immers, en is gewend om nieuws te lezen over weinig spannende olieboringen van de NAM in Nederland.

Op 4 juli 1960 brengt Koningin Juliana een werkbezoek aan het NAM-hoofdkwartier in Oldenzaal. Ze wordt daar volgens het Shell-personeelsblad Olie welkom geheten door onder anderen Henk Stheeman en Barend Scheffer – die zijn die dag dus samen in het zenuwcentrum van de NAM, waar alle informatie over het enorme Groningen gasveld verzameld ligt.

Stheeman ontkent in alle toonaarden dat de NAM echt 300 miljard kuub gas heeft gevonden

Elf weken later meldt het Nieuwsblad van het Noorden terloops bij een foto dat er bij Kolham productieproeven uitgevoerd worden: ‘Dag en nacht loeien twee felle gasvlammen op het aardgasveld bij Kolham.’ Dit moeten de proeven zijn geweest waarmee de NAM op dat moment haar aardgas-productieproeven bij Slochteren wil bevestigen.

Tot zover gaat alles op rolletjes voor Loudon en zijn mannen. En dan, op 14 oktober 1960, steekt Europarlementariër Leemans zijn spaak in het wiel. Op die vrijdag dropt de Belg totaal onverwacht zijn bommetje – dat er een enorm aardgasveld van 300 miljard kubieke meter in Groningen ontdekt is. Wie hem precies verteld heeft over de gasvondst, zal Leemans nooit onthullen.

NAM-directeur Henk Stheeman reageert direct op het lek en belt in het weekend meerdere keren met de topambtenaar energie van Economische Zaken. Die vindt Stheeman maar een opgewonden kereltje.

‘Waanzin’

Barend Scheffer pakt het diplomatieker aan en vraagt op maandagochtend 17 oktober een onderhoud aan op het ministerie, dat nog diezelfde middag plaatsvindt. ‘De heer Scheffer heeft er bij dit gesprek in de eerste plaats op aangedrongen kalmte te bewaren,’ schrijft de ambtenaar in een vertrouwelijk memo aan zijn minister Jan De Pous. Hij adviseert hem de Kamer te zeggen dat er inderdaad gas gevonden is, maar dat eerst nog meer onderzoek nodig is.

Stheeman probeert intussen in de pers te redden wat er te redden valt. Hij spreekt over ‘waanzin’, is ‘verbaasd over de zeer definitieve mededelingen die senator Leemans heeft gedaan’ en ontkent in alle toonaarden dat de NAM echt 300 miljard kuub gas heeft gevonden.

Het duurt even voor het nieuws uit Straatsburg zijn weg vindt naar Amerika. Maar dan gaan alle alarmbellen af. Esso is wakker geschud en laat zich niet om de tuin leiden. Na de koortsachtige bestuursvergadering in de wolkenkrabber in New York wordt ingenieur Doug Stewart met vliegende vaart naar Nederland gestuurd.

De Esso-ingenieur wordt ostentatief niet ontvangen door jonkheer Loudon in het Shell-hoofdkantoor

Hij beschrijft in zijn boek een prettige aankomst op Schiphol en een overnachting in het Haagse vijfsterrenhotel Wittebrug, waar ook beroemdheden als generaal Dwight Eisenhower en de filmsterren Clark Gable en Ava Gardner gelogeerd hebben.

De Esso-ingenieur wordt ostentatief niet ontvangen door jonkheer Loudon in het Shell-hoofdkantoor aan de Haagse Carel van Bylandtlaan. Nee, hij moet naar Rotterdam, naar Shell Nederland.

Stewart rijdt er samen met Coen Smit, op dat moment president-directeur van Esso Nederland, in diens persoonlijke limousine heen. Ze gaan eerst naar het beroemde beeld De verwoeste stad van Ossip Zadkine, waar Stewart memoreert hoe het uitgemergelde Nederland er slechts dankzij de Amerikaanse hulp onder het Marshallplan weer bovenop gekomen is.

Na deze overpeinzingen laat Stewart zich naar het dan hypermoderne Rotterdamse Shell-gebouw rijden (nu Hofplein 19). Het ruikt er nog naar verf en naar vers gelegde vloerbedekking. Ze worden doorgestuurd naar het kantoor van de kersverse eerste president-directeur van Shell Nederland, Barend Scheffer.

Esso wordt afgepoeierd

Diens gedrag is op het randje van onbeschoft. Er kan met moeite een lachje af. Stewart wil dolgraag de rapporten van de productieproeven in Groningen en de seismische kaarten bestuderen, die op het NAM-hoofdkantoor in Oldenzaal liggen. Esso-directeur Smit doet zijn uiterste best: ‘Zoals we gisteren [al telefonisch] hebben besproken, meneer Scheffer, zou de heer Stewart heel graag een bezoek brengen aan Oldenzaal, om de geologische gegevens van de NAM te bestuderen en met hun mensen te praten. Morgen, als het kan. Zodat hij onmiddellijk rapport kan uitbrengen aan onze mensen in New York.’

Loudon moet vastbesloten zijn geweest om de winsten niet met de ‘concurrent’ te delen

Scheffer hoort hen aan en laat vervolgens nadrukkelijk weten hoe hij over het voorstel denkt. ‘Dus, meneer Stewart, u denkt dat u dé gasexpert bent! Onze eigen gasexperts uit Londen hebben de data al bestudeerd en we hebben een besluit genomen. We zijn van plan wat te verkopen aan het Staatsgasbedrijf voor wat we huishoudgas noemen. [Maar] dit is zo’n kleine markt, dat we het gas vooral aan elektriciteitscentrales zullen verkopen. Jullie productie-adviseur uit New York was hier vorige maand al en bezocht Oldenzaal voor het jaarlijkse budget. We zien geen enkele reden voor een nieuw bezoek van jullie aan de NAM.’

Scheffer bagatelliseert de enorme gasvondst zoveel als mogelijk en wil de Amerikanen duidelijk absoluut niet in Oldenzaal hebben. Stewart wacht niet op Smit voordat hij antwoordt: ‘Meneer Scheffer, ik zie mezelf niet als een expert, maar onze adviseur was niet zo zeker over de markten en de omvang van de gasbel. Esso’s bestuur in New York stuurt me hierheen om de NAM te bezoeken, en met de medewerkers te praten om een paar feiten te verzamelen. Ik zou de mogelijkheid NAM te bezoeken [in Oldenzaal] daarom toch zeer waarderen.’

Stewart krijgt de indruk dat de president-directeur van Shell Nederland hun bezoek beschouwt als een hinderlijke onderbreking van zijn werkzaamheden. De Esso-mannen proberen het nog een laatste keer, maar Scheffer houdt voet bij stuk: ‘Zoals ik al zei, heren, we vinden een reis naar Oldenzaal niet nodig. Het spijt ons dat u helemaal [uit Amerika] hierheen bent gereisd. Vertelt u uw kantoor dat ze onze periodieke verslagen [over het Schoonebeek olieveld] zullen blijven ontvangen, zoals gewoonlijk.’

Shell doet aan powerplay van de hoogste orde

Zonder verder nog een woord te zeggen drukt Scheffer op een knop op zijn bureau. Er verschijnt een secretaresse, die de mannen met zachte hand het gebouw uit jaagt.

Dit is powerplay van de hoogste orde. Shell draagt in 1960 al meer dan tien jaar de helft van de Nederlandse oliewinsten af aan zijn internationale concurrent. Maar Shell-baas Loudon moet vastbesloten geweest zijn om de enorme Groningse gaswinsten niet ook nog eens met de ‘concurrent’ te delen.

Dit blijkt bijvoorbeeld uit een brief die Shell op 18 oktober 1960 achter de rug van Esso om aan minister van Economische Zaken De Pous stuurde, vier dagen na het bommetje van Leemans.

Shell wil in die brief graag praten over ‘nieuwe afspraken’ omtrent een ‘nieuw ontstane situatie’ met betrekking tot ‘belangrijke nieuwe voorraden aardgas’, maar noemt Esso niet.

Shell haalt bakzeil

De stemming in de Esso-limousine op de terugweg naar Den Haag is inktzwart. Stewarts humeur is grondig bedorven, maar Coen Smit gloeit bijna van woede. Hij zit nota bene in de raad van commissarissen van de NAM, en is op bestuurlijk niveau volkomen gelijkwaardig aan Barend Scheffer. Dat hij nagenoeg met kop en kont het kantoor van Shell Nederland uitgegooid is door dezelfde Scheffer, is een brute belediging. ‘Dit zal New York niet licht opvatten,’ zegt Smit.

Toch zijn Stewart en Smit op dat moment helemaal niet zeker van hun zaak. Ze hebben geen idee hoever het ‘onder de Shell Nederland-paraplu schuiven’ van de NAM en de andere Nederlandse Shell-bedrijven al gevorderd is.

Maar de belediging heeft consequenties, er gaan koppen rollen

Stewart schrijft dat hij serieus vreest dat zijn werkgever de grip op de NAM aan het verliezen is. ‘Het bezoek aan Oldenzaal kon wel eens niet doorgaan.’ Maar dat Shell de toegang tot gegevens over de Groningse gasvondst opzettelijk blokkeert, verbaast hem ook weer niet: ‘Iedereen in het gebouw wist dat Shell de NAM runde alsof Esso niet bestond.’

Stewart zit in zijn Haagse hotelkamer te dubben: Terug naar New York met de mededeling dat hij zijn missie niet kon uitvoeren, lijkt hem geen prettig vooruitzicht.

Later in de middag gaat de telefoon. Niet zonder enige triomf vertelt Coen Smit hem dat New York de botte bijl van Barend Scheffer inderdaad niet licht heeft opgevat. Smit heeft Esso’s bestuursvoorzitter Jack Rathbone zo snel mogelijk op de hoogte gebracht van de hooghartige weigering van de president-directeur van Shell Nederland. Niet lang daarna heeft de Amerikaan het nummer van jonkheer Loudon gedraaid.

Wat Rathbone en Loudon precies bespraken weten we niet. Wat zeker is, is dat het onderbrengen van de NAM bij Shell Nederland nog niet rond was op dat moment. Het lek van Leemans heeft het clandestien bedrijfskundig stuivertje wisselen ruw onderbroken. De uitkomst van het gesprek is wel duidelijk: Shell haalt bakzeil.

‘Positie elders’

Stewart kan de volgende dag al naar Oldenzaal, waar NAM-directeur Stheeman hoogstpersoonlijk aan de Esso-ingenieur uitlegt hoeveel aardgas hij op zijn minst gevonden heeft. Stewart laat weten dat Stheeman zijn uiterste best voor hem doet, hij benadrukt in zijn boek wat een vriendelijke, kundige directeur de NAM wel niet heeft.

Maar de zware belediging van Esso heeft consequenties Er gaan koppen rollen. De eerste is die van Barend Scheffer. Hij wordt weggepromoveerd.

Nog geen drie maanden na zijn arrogante afpoeiering van Esso, schrijft het Algemeen Handelsblad: ‘De heer B. Scheffer zal binnenkort zijn functie van president-directeur van Shell Nederland neerleggen, in verband met het aanvaarden van een belangrijke positie elders in de Koninklijke/Shell groep.’ Op 14 april 1961 wordt bekend dat hij general manager wordt van Deutsche Shell A.G.

De echte zwarte piet gaat naar de ontdekker van het Groningen gasveld, NAM-directeur Stheeman. Hij was het immers die de boringen bij Slochteren en bij Delfzijl liet uitvoeren, en de putten na de productieproeven stilletjes liet afdichten. Dus hij moet gaan.

Maar de oud-kolonel is een slimme strateeg. Hij wist dat wat er ook zou gebeuren, hij per november 1961 met pensioen kon, dankzij zijn tropenjaren. Drie dagen voor zijn 60e verjaardag ruimt hij stilletjes het veld. Hij heeft dan ruim zeven jaar nadrukkelijk zijn stempel op de NAM gezet.

‘Menselijk heel beroerd’

Als afscheid wordt in november 1961 een compleet exemplaar van het NAM-personeelsblad Nammogram aan hem gewijd. Stheeman schrijft daarin dat ‘men een feest behoort te verlaten wanneer het hoogtepunt bereikt is,’ en dat hij ‘bij het onvermijdelijke ouder worden [zijn] werk niet op dezelfde wijze zou hebben kunnen voortzetten.’ Hij zal daarna echter nog decennialang zijn sporen verdienen als bouwcurator voor de Technische Hogeschool Twente en in allerlei adviesraden en commissies.

‘Stheemans is erg gedesillusio­neerd geweest, een beetje verbitterd’

Hij krijgt ook financieel een schop na. Stheeman is door de directie van Shell en Esso een afscheidsbonus van 50.000 gulden beloofd. Maar twee dagen na zijn vertrek schrijft de nieuwe baas van Shell Nederland, Johan Boot, ‘dat besloten is U wegens grote diensten’, een afscheidsbonus toe te kennen van 7.000 gulden – 86 procent minder dan afgesproken.

De hardste afstraffing is echter van een geheel andere orde: Stheemans rol in de ontdekking van de grootste gasbel van Europa, een vondst die van zowel Shell als Esso grote energiemaatschappijen heeft gemaakt, wordt sindsdien door beide bedrijven onder de mat geveegd.

Vandaag de dag weet bijna niemand in Nederland meer wie het enorme Groningen gasveld heeft ontdekt.

Stheemans persoonlijke vriend en Delftse jaargenoot Theo Tromp (oud-minister van Verkeer en Waterstaat en ex- Philips-bestuurder) verwoordt het kort na diens overlijden in 1982 zo aan Vrij Nederland: ‘Ik heb de verwikkelingen tussen Stheeman en Shell op afstand gevolgd. Hij is erg gedesillusio­neerd geweest, een beetje verbitterd. Hij heeft nooit veel publiciteit gekregen. Hij heeft zich een leven lang [met het Groningse gas] beziggehouden, maar werd kennelijk door de Shell en zijn collega’s weinig serieus genomen. Ook later heeft hij geen erken­ning gekregen en dat is menselijk heel beroerd.’

REACTIE SHELL


‘Het klopt inderdaad dat NAM de betekenis van het Groningenveld destijds meer dan een jaar lang stil heeft gehouden. Zoals ook beschreven in het boek Groningen-gasveld vijftig jaar – in 2009 uitgegeven op initiatief van NAM – had het bedrijf hier verschillende redenen voor. NAM had nog geen concessie en was beducht voor concurrenten. Ook wilde NAM geen verwachtingen over de gasreserves wekken die de onderneming niet kon waarmaken en moest er een nieuwe regeling voor de verkoop van aardgas komen. Het ministerie van Economische Zaken en de Staatsmijnen waren wel op de hoogte van de vondst van NAM.’